Translate

dinsdag 5 maart 2024

De Graanrepubliek van Frank Westerman laat de keiharde en decennialange strijd van de landbouw in Oost-Groningen zien


BOEK

Frank Westerman  De graanrepubliek. Querido Fosfor, 36e druk. Amsterdam / Antwerpen, 2023.


De boeren tegen de arbeiders. En, minder heftig maar toch, tegen de natuur- en de waterwereld. Zie hier de twee belangrijkste conflicten in dit boek van Westerman. Een boek vol strijd en tegenstellingen. Slechts hoogstzelden slaat iemand een hand uit om die tegenstellingen te overbruggen. Mansholt, Luitjen Tijdens en Stek zijn de drie geslachten die Oost-Groningen, sommige al vanaf de negentiende eeuw, domineren. De eerste twee behoren tot de bezittende klasse en hebben ook nog eens politieke invloed, het geslacht Stek had geen bezit maar was wel bepalend voor de macht van het communisme. Eerst aan het einde van zijn boek kiest de auteur positie. En haalt dan snoeihard uit naar de boeren. Hij eist dat zij erkennen de arbeiders onrecht te hebben aangedaan. Dat massieve verwijt is toch wat ongenuanceerd en onvolledig.




Het Oldambt. Weleens van gehoord? Of van De Rode Driehoek? Oldambt was vroeger een streek, ook wel de Graanrepubliek genoemd. Tegenwoordig is Oldambt een gemeente in de provincie Groningen, op 1 januari 2010 ontstaan uit de samenvoeging van Scheemda, Winschoten en Reiderland. De Rode Driehoek lag in de Graanrepubliek en bestond uit de dorpen Finsterwolde, Midwolda en Beerta. Waarom rood? Omdat het communisme in deze dorpen welig tierde. Welnu, dit gebied vormt de habitat van het boek van Westerman.   



Het schijnt er heel bijzonder te zijn.
'Het land is zo naakt en zo weids dat je, turend door je oogharen, de kromming van de aarde kunt zien'. (pagina 16)

De selfmade adel tegen de proletariërs

De herenboeren tegen de landarbeiders. Dat is het meest basale conflict dat aan dit boek ten grondslag ligt. Westerman noemt de eersten selfmade adel. Herenboeren waren te beroerd om zelf de handen uit de mouwen te steken, zij gingen '....zonder rouwnagels of eelthanden' door het leven. Het zware werk lieten zij aan de arbeiders over.
'Het grootste deel van de Oldambster arbeiders bestond uit bezitlozen, proletariërs in de werkelijke zin des woords.' (p.26)

Onder de arbeiders heerste vaak woede. Over de tegenvallende oogst en de dito graanprijzen. En over de werkloosheid die een gevolg was van de voortgaande mechanisatie van de landbouw. Toch brak er op het platteland in Oldambt nooit een revolutie uit. Hoewel, rond 1890, had dat maar een haar gescheeld.

'Een nieuw oproer van vijftig keienkloppers in Finsterwolde markeerde het begin van 1892. (...) Het lukte ene Tjerk 'Travailleur' Luitjes om samen met Domela Nieuwenhuis het Oldambt naar het randje van de revolutie te dirigeren. Er moest met ijzeren vuist gestreden worden voor gelijkheid, propageerde Luitjes. (...) Avond aan avond werden er glazen ingegooid bij boeren, notarissen en ander rijkeluisvolk. (...)  De bijna-revolutie had de arbeiders in een religieuze extase gebracht. Het gemeste kalf zou geslacht worden, de boerderijen verdeeld, maar het heilig vuur doofde uit'. (pp. 47, 48, 51)

De boeren en arbeiders zouden tot diep in de twintigste eeuw geïsoleerd van elkaar leven en twee gescheiden werelden blijven. De verhoudingen met de natuurbeschermers en de vertegenwoordigers van de waterwereld waren minder beladen, maar zeker niet zonder spanning.


Van tractoren naar kano's en catamarans

De vondst van aardgas in Slochteren rond 1960 zorgde voor een ongekend economisch optimisme. De petrochemische fabrieken die in de Eemshaven zouden moeten verrijzen, maakten een ontsluiting van het achterland noodzakelijk. Het natuurgebied de Dollard zou daartoe ingepolderd moeten worden met dijken en sluizen. Maar daarvoor staken de natuurbeschermers, door Westerman de ondergangsprofeten genoemd, een stokje. Zij wilden de Dollard vrijwaren van elke menselijke invloed. Dat was zelfs de communisten te gortig.
" 'Het is onvoorstelbaar,' zegt Koert Stek. 'Maar kennelijk weegt de natuur zwaarder dan het belang van de mensen.' " (p.210)

Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw maakte landaanwinning door de boeren plaats voor kunstmatige natuur. Het meer De Blauwe Stad was daarvan het meest tot de verbeelding sprekende symbool. Boeren werden recreatieondernemers. En verdienden voortaan hun geld met rondvluchten en cursussen voor parachutespringen, hun tractoren maakten plaats voor kano's en catamarans.

Maar de natuurbeschermers kregen concurrentie in de strijd om de macht. Gaandeweg werd de berging van het water, noodzakelijk in de strijd tegen de klimaatverandering, steeds belangrijker. Volgens Westerman verschuift de macht dan ook naar de waterwereld.

'Als puntje bij paaltje komt, trekt de dijkgraaf aan het langste eind (...)' (p. 281)

 Al die decennia hebben drie geslachten het agrarische leven in het  Oldambt en soms zelfs ver daarbuiten, tot in Europa toe, bepaald. Mansholt, Luitjen Tijdens en Stek.


Het geslacht Mansholt: Machers omwille van de onafhankelijkheid

Rationalisatie, reguleren, technocratie, moderniteit, sturen, nationaliseren, boerensocialisme, agrarisch protectionisme, zelfvoorzienende landbouw, onafhankelijkheid van de internationale markt, maakbaarheid. Trefwoorden die drie generaties Mansholt typeren. Met opa Derk, vader Bertus en zoon Sicco. De laatste schopte het het verst en werd ook internationaal bekend.

Begonnen als boer bood Sicco samen met zijn vrouw tijdens de oorlog onderdak aan de joden. En pleegde ook gewelddadig verzet tegen de Duitse bezetter. Daarna ging het snel met zijn carrière. Van waarnemend burgemeester van Wieringermeer en minister van Landbouw tot eurocommissaris voor de landbouw. In die hoedanigheid wilde hij de prijzen van de landbouwproducten van de Europese markt, kunstmatig hoger houden dan die van de wereldmarkt. Omdat hij Europa juist niet afhankelijk wilde maken van diezelfde wereldmarkt. Een en ander verwoordde hij in een tienjarenplan van vijfhonderd bladzijden, het Plan Mansholt. De essentie? Een reductie van het aantal boeren van tien naar vijf miljoen. De kleintjes onder de agrariërs die de vooruitgang toch alleen maar tegenhielden, moesten van hem in de industrie gaan werken.

De boerenprotesten tegen zijn plan waren niet van de poes. Ook de grote voedselverwerkers sloten zich hierbij aan. Zij hadden immers een groot belang bij instandhouding van de gesubsidieerde overproductie van voedsel en dus van hun aanvoer van goedkope grondstoffen. Het Plan Mansholt werd niettemin, zij het in aangepaste vorm, aangenomen. De uitvoering daarvan luidde tragisch genoeg, vanwege die ongekende overproductie, het einde van zijn eigen tijdperk in. De volgende fase in de Europese landbouwpolitiek kenmerkte zich juist door laissez faire. Aan het einde van zijn leven was Sicco Mansholt overigens geradicaliseerd tot een natuur- en milieulobbyist.


Het geslacht Luitjen Tijdens: de vleesgeworden herenboeren met verbindende kwaliteiten

Jacob, Boelo, Jan en weer Boelo. De naamdragers van de belangrijkste representanten van vier generaties Luitjen Tijdens. Over Jacob en Jan lezen we niet zo veel. Maar de beide Boelo's waren onbetwist herenboeren pur sang, echte tsaren van het graan. Maar dan wel -paradoxaal- tsaren met verbindende kwaliteiten.

Boelo senior, geestverwant van de socialist Domela Nieuwenhuis, wilde in 1886 een front smeden van boeren, burgers en arbeiders. Dat moest ten strijde trekken tegen de bankiers, speculanten en de adel. Een unicum voor een herenboer in die tijd. Zijn broeders-herenboeren zagen dat als een dwaling. De oude Boelo maakte dat goed door zich als lid van de Tweede Kamer te beklagen over de macht van de arbeiders in Finsterwolde. Dat leidde tot de staat van beleg in het Oldambt. Waarna hij door de herenboeren weer in de armen werd gesloten.

Kleinzoon Boelo kon in tegenstelling tot zijn opa geen sympathie opbrengen voor het socialisme. Dat liet onverlet dat hij zich na de oorlog bij de PvdA aansloot. Vanuit zijn overtuiging dat het nodig was om de tegenstellingen tussen liberalen en socialisten te overbruggen. Dat lidmaatschap bleek niet voor eeuwig. Begin jaren zestig stapte Boelo junior over naar de VVD. Hij stoorde zich aan het verwijt dat de herenboeren de arbeiders zouden hebben uitgeperst. Maar juist toen bleek ook zijn verbindend vermogen. In 1965 schreef hij een -wat de auteur noemt- klasse-overstijgende brief. Met het doel om de communisten achter zijn plan voor de inpoldering van de Dollard te scharen. Een welbegrepen eigenbelang dus, maar volgens de auteur toch een zeldzame handreiking.


Het geslacht Stek: dragers van het succes van het Oost-Groningse communisme

Wie Stek zegt, zegt communisme. De bekendste namen in dit geslacht zijn Luppo en Koert, de jongste van de vier kinderen van Luppo.

Luppo was held en anti-held. Een held voor de communisten, het tegendeel voor de boeren die hem als een stoker zagen. Hij werd vooral bekend door de staking die hij in 1928 en 1929 voorbereidde, de langste uit de geschiedenis. Verder werd de man omgeven door tragiek. Zo werd hij meermalen werkloos, onder andere toen de regering in 1933 een commissaris naar Beerta stuurde en Luppo zijn baan als wethouder verloor. Ook kwam hij tragisch aan zijn einde bij de arrestatie van de twintig actiefste communisten door de Duitsers.

Zijn zoon Koert was minder met het noodlot behept. Raadslid van Beerta, leerling van het Sovjet-regime in Moskou en CPN-gedeputeerde in Groningen. Koert was ook minder omstreden, zo kon hij goed overweg met Boelo Luitjen Tijdens junior. Beiden vonden elkaar in hun gemeenschappelijke belangen bij de inpoldering van de Dollard. Dat type relaties heeft Luppo nooit gehad. De loopbaan van Koert liep parallel met de ondergang van de landelijke CPN en de ineenstorting van het internationale communisme. Maar ook met de ongekende successen van het communisme in Oost-Groningen. Zoals de absolute meerderheid in de raad van Beerta en de monsterzege bij de daaropvolgende verkiezingen. 


Wat ongenuanceerde slotkritiek

En net als het boek toch een beetje als een nachtkaars dreigt uit te gaan, komt Westerman bij des poedels kern.
'Dit raakt aan de kern van wat de graanrepubliek nu eigenlijk is: een vrijstaat van boeren die niet alleen neerkeken op hun landarbeiders, maar ze ook nog eens zo onmenselijk behandelden, als horigen, dat het tijd wordt voor erkenning van het aangedane onrecht'. (p.301)
Zo, die zit. Pats, boem. Zoals een bokser geheel onverwachts een linkse directe kan plaatsen. Onverwachts, omdat Westerman nergens eerder in het boek positie heeft bepaald. Je voelt wel zijn sympathie voor de arbeiders, maar dit verwijt is toch wat ongenuanceerd. Waarom alleen de herenboeren aangepakt? En waarom niet de voedselverwerkers? Die hadden toch ook boter op hun hoofd? Om nog maar te zwijgen over de waterwereld. Die krijgt van de schrijver het verwijt aan een klimaatobsessie te lijden. Hadden haar vertegenwoordigers dan ook niet in de epiloog een draai om hun oren verdiend? En als we dan toch bezig zijn: had Westerman bij die veroordeling van de herenboeren geen uitzondering kunnen maken voor Boelo Luitjen Tijdens junior? De beste man had misschien wat bijzondere trekken, zo hield hij wel van een glaasje, maar zijn verbindende kwaliteiten staan buiten kijf.


Verzuiling avant la lettre

Voor het overige heb ik op dit boek niets aan te merken. Meeslepend geschreven, boeiende historische context, mensen van vlees en bloed, bruikbaar voor een goed begrip van de actuele boerenconflicten. Het boek is niet voor niets een klassieker. En beleeft 25 jaar na uitgave zijn 36e druk!

Wat bij mij het meest blijft hangen? Dat is het beeld van de Graanrepubliek als een verzuilde maatschappij avant la lettre. Drie zuilen waarvan de topmensen ondanks alle verschillen, goede contacten met elkaar onderhielden omwille van het behartigen van hun eigen belangen. Boelo senior met Derk Mansholt, Boelo junior met Sicco Mansholt, Koert Stek met Boelo junior. Daarmee heeft de Graanrepubliek misschien toch nog wel, ondanks alle conflicten en tegenstellingen, een basis gelegd voor een succesvol Nederlands naoorlogs harmoniemodel.

Paul Strijp, 5 maart 2024  






maandag 18 december 2023

'Noodzakelijk verlies' van Judith Viorst zou verplichte kost in het onderwijs moeten zijn

 

BOEK

Judith Viorst  Noodzakelijk verlies. De liefdes, illusies, afhankelijkheid en irreële verwachtingen die wij allen moeten opgeven om te kunnen groeien. Zestiende druk, december 1998. Anthos, Baarn / Amsterdam.


Waarom hebben ze me dit allemaal niet eerder verteld? Met zo'n vraag kun je wel eens blijven zitten na het lezen van een boek. Dat overkwam mij ook bij dit werk. Zo veel levenswijsheid, zo veel psychologische inzichten, die had ik graag eerder in mijn leven aangereikt gekregen. De essentie? Om je te kunnen ontwikkelen tot een compleet mens, moet je kunnen opgeven en loslaten. Moet je verlies durven lijden. Maar dat niet alleen. Houd op met het denken in kinderlijke zwart-wit tegenstellingen, daar kom je niet verder mee. En zie onder ogen dat je anderen, óók en juist je dierbaren, kunt haten. Tot slot. Onze relaties zijn niet volmaakt. Schrik daar niet van.


 




Het was een voormalig collega die mij lang geleden op dit boek wees. Dit was het beste boek dat zij ooit gelezen had. Zoiets blijft hangen. Wat niet wegneemt dat de datum van uitgave wel voor enige twijfel zorgt. Moet je nu echt beginnen aan een boek dat vijfentwintig jaar geleden op de markt is gebracht? Is dat niet hopeloos verouderd? Ik heb er geen seconde spijt van gehad.

Als niet-psycholoog kan ik niet overzien in hoeverre de psychoanalytische inzichten waarop de auteur zich baseert, inmiddels achterhaald zijn. Er zullen vast nieuwe of aangepaste theorieën in omloop zijn. En de tijd waarin we vandaag de dag leven is echt een andere dan die aan het einde van de vorige eeuw. Maar ik vond de inzichten van Viorst, een Amerikaanse onderzoekster op het terrein van de psychoanalyse en schrijfster van kinderliteratuur, verhelderend. Zelfs zó verhelderend dat ik me afvroeg: waarom geven we onze kinderen dit allemaal niet mee in het onderwijs? Dat zou een hoop narigheid  besparen. Zelfvertrouwen en levenswijsheid daarentegen zou hun deel zijn.


De grote lijnen in dit boek

Om je te kunnen ontwikkelen tot een compleet mens moet je dingen kunnen opgeven. Moet je verlies durven lijden. Dat is de kernboodschap van dit boek. En deze gedachte ligt ook ten grondslag aan de ijzersterke paradox in de titel. Noodzakelijk verlies.

Al dan niet als uitvloeisel hiervan lopen er nog drie andere lijnen door dit boek. De eerste is die van de dubbelzinnigheden. Het leven is zogezegd ambivalent. Dat kun je maar beter onder ogen zien. Als je haat voelt jegens dierbaren, moet je niet schrikken. Volgens Viorst is het juist onze opgave om anderen te kunnen haten. En last but not least. Je kunt maar beter accepteren dat je relaties niet perfect zijn. Dat bespaart een hoop teleurstelling.

Deze boodschap en drie lijnen zullen hieronder worden uitgewerkt.


Noodzakelijk verlies in elke fase van het leven

Het begint al meteen bij onze geboorte. Zonder pardon worden we gescheiden van onze moeder met wie we negen maanden onlosmakelijk verbonden waren. Ons eerste verlies, de oerband wordt genadeloos verbroken. Vervelend maar noodzakelijk als eerste stap op weg naar onze zelfstandigheid. En die stap roept meteen een tegenbeweging op. Een verlangen naar hereniging, naar eenwording.

"Onze levenslange hunkering naar eenwording, zo beweren sommige psychoanalytici, vindt haar oorsprong in onze hunkering om terug te keren, zo niet naar de moederschoot, dan toch naar deze toestand van denkbeeldige tweeëenheid die symbiose wordt genoemd ......" (pagina 28) 

Viorst laat zien dat elke daarop volgende levensfase zo'n noodzakelijk verlies in petto heeft. Het verlies van vrijheden, eenvoudigweg omdat niet alles kan in het leven, het ons losweken van onze eigen kinderen, het opgeven van rollen die onze ouders voor ons bedacht hebben. Allemaal voorbeelden van noodzakelijk verlies. Een verlies dat we telkens zouden moeten nemen. Maar daar slagen we lang niet altijd in. Het kan zo maar voorkomen dat we tijdens één of meer fasen van het leven, in het verleden blijven hangen. En de pijn van het verlies dus niet voor onze kiezen krijgen. Daar plukken we alleen maar de wrange vruchten van. Door onszelf niet de groei te gunnen die er potentieel wel in zit.


Ophouden met die kinderlijke zwart-wit-tegenstellingen

Wie goed is, kan soms ook slecht zijn. Zo eenvoudig kan het leven zijn. Maar volgens Viorst zijn we nog zo onvolwassen dat we deze gedachte maar niet kunnen bevatten. Sommige volwassenen vertoeven hun hele leven in 'een rigide wereld van zwart-wit-categorieën'. Het valt ons maar wat zwaar om deze splitsing op te heffen. En om te leren leven met ambivalentie, dubbelzinnigheid.

In haar afsluitende hoofdstuk over de grote samenhang schrijft de auteur:
"Als ik nadenk over de menselijke ontwikkeling als een levenslange reeks van noodzakelijke verliezen - (...) - valt me voortdurend op dat in onze ervaring tegenstellingen veelvuldig samenvallen. Ik heb ontdekt dat je maar weinig kunt begrijpen in termen van 'óf - óf'. Ik heb ontdekt dat het antwoord op de vraag 'is het dit of dat?' veelal 'beide' is." (pagina 303) 


Schrik niet als je haat voelt jegens je dierbaren

Inherent aan de noodzaak om tegenstellingen op te heffen, moeten we onder ogen zien dat haat en liefde inherent zijn aan elkaar.
"Veel erger dan 'niet leuk' is de gedachte dat wij haat voelen jegens onze dierbaren, dat we hun naast goede ook wel eens slechte dingen toewensen, dat zelfs onze zuiverste liefde niet zo zuiver is, bezoedeld is met ambivalentie. Freud schrijft: 'Op een enkele situatie na zijn ook onze tederste en innigste liefdesrelaties niet geheel vrij van vijandigheid ....." (pagina 61)

De auteur geeft ons de opdracht om onze dierbaren te kunnen haten. Ga er maar aan staan! Sterker, zij draagt ons op om de mengeling van verlangens, razernijen en conflicten in onszelf, te erkennen. En ook hier geldt: ga er maar aan staan. Volgens de door Viorst aangehaalde Otto Kernberg, een in Oostenrijk geboren Amerikaanse psychoanalyticus, verandert een intense liefdes- in een liefdeloze relatie als we onze eigen agressie niet kunnen erkennen.


Het leven is niet perfect, relaties evenmin

Nog zo'n ongemakkelijke waarheid.

"En het kan lang duren eer we erachter zijn dat het leven op zijn best 'een beheerste droom' is - dat de werkelijkheid bestaat uit onvolmaakte relaties." (pagina 156)

Ook vriendschappen, zo vervolgt Viorst, zijn in het beste geval onvolmaakte relaties. Hoeveel ze ook te bieden hebben, we betalen er een prijs voor. Met de erkenning van de ambivalentie die ook dit type relatie kenmerkt bijvoorbeeld. En met de acceptatie van de beperkte tijd die ons voor vriendschappen vaak gegeven is.

Een huwelijk is, als we Viorst mogen geloven, nog veel dramatischer. Onbeantwoorde verwachtingen zijn onvermijdelijk, dat kan niet anders. Zij symboliseren de tekortkomingen van ons huwelijk wat weer leidt tot vijandige gevoelens. De auteur is niet mild in de metaforen die zij voor het huwelijk in petto heeft. Zij spreekt over 'het helse karakter van het huwelijk' en 'het huwelijk als een intrinsiek tragische relatievorm'. Tja, dat zal menig jong bruidspaar niet verteld zijn. Om met alle valse romantiek voor eens en altijd af te rekenen: voor familierelaties is het allemaal niet veel beter.







Tot slot: twee vragen

Zoals gezegd, de psychoanalyse is niet mijn vakgebied. Maar vanuit eigen levenservaring blijf ik met twee vragen zitten.

Allereerst, die haat jegens anderen. Is dat niet wat te sterk geformuleerd? Ja, jaloezie, dat herken ik nog wel enigszins. Maar haat? Viorst haalt een voorbeeld aan waarin ze haar partner vervloekt omdat hij haar te lang bij een bushalte laat wachten. Woedend is ze. Maar om dit nu 'haat' te noemen? Ik heb er moeite mee. Dat zou overigens best te maken kunnen hebben met mijn onvermogen om mijn eigen haat te erkennen, zeg ik er meteen bij.

De tweede vraag gaat over de reikwijdte van het begrip 'noodzakelijk verlies'. Viorst schaart alles hieronder. Ook de drie lijnen die ik hierboven heb behandeld. Terwijl deze laatste voor mijn gevoel soms ook gewoon los staan van dat verlies. Zo rekent ze bijvoorbeeld het accepteren van de moeilijke dubbelzinnigheden van het leven, tot de categorie 'noodzakelijke verliezen'. Terwijl het inzicht dat het leven bestaat uit 'en-en'-werkelijkheden toch echt van een andere orde is dan het verlies van het loslaten van je eigen kinderen. De pijn van dat laatste voelt iedereen, vroeger of later. Terwijl sommigen nooit in hun leven tot het inzicht komen dat het beter is om kinderlijke zwart-wit-tegenstellingen af te schudden. En daar dus ook nooit de pijn van voelen.

Toch een beetje appels en peren dus, die hoofdboodschap en de drie hierboven beschreven lijnen.

Paul Strijp, 18 december 2023

dinsdag 20 juni 2023

Indrukwekkend boek van Patrick Dassen over de Weimarrepubliek laat een paar vragen achter over de kwetsbaarheid van de democratie en de machtsovername door Hitler


BOEK
Patrick Dassen  De Weimarrepubliek 1918 - 1933. Over de kwetsbaarheid van de democratie. Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam. Zesde druk, januari 2023.


'Het had ook anders kunnen lopen'. Je voelt de pijn van de auteur, er had zo veel meer ingezeten voor de Weimarrepubliek. De eerste democratie op Duitse bodem heeft slechts veertien jaar bestaan. In een indrukwekkend en vuistdik boek beschrijft Dassen het verloop van deze jaren, verdeeld over drie perioden. Allereerst een chaotische en gewelddadige periode van het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918 tot 1923. Gevolgd door de jaren van herstel, culturele bloei en stabiliteit van 1924 - 1929. En tot slot de economische crisis en de opkomst van het nazisme van 1930 - 1933. Ik zet mijn zes belangrijkste inzichten en een tweetal reflecties op een rij. Wat ik van het boek vond? Verrijkend, indrukwekkend, overrompelend. Met hier en daar wat vragen over de twee onderwerpen die ik bij mijn reflecties bespreek.





flap voorzijde boek


1.    Inzichten

a.    Na de Eerste Wereldoorlog ging het geweld gewoon door

Je zou misschien verwachten dat het geweld na afloop van de Eerste Wereldoorlog in 1918 ten einde was. Temeer omdat er onder de Duitse bevolking geen draagvlak meer voor de oorlog was en ook het leger er eigenlijk wel genoeg van had. Niets was minder waar, het geweld ging onverminderd door. Overigens niet alleen in Duitsland, ook in andere landen van Centraal-, Oost- en Zuidoost-Europa. In Duitsland vormde de nieuwe Weimarrepubliek, ontstaan als gevolg van de revolutie waarbij een einde was gemaakt aan het Tweede Duitse Keizerrijk (1871 - 1918) en aan de macht van keizer Wilhelm II, het brandpunt van dit geweld. Volgens Dassen kwam dat ook omdat soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog gewend waren geraakt aan het gebruik van geweld en aan het dehumaniseren van de vijand. Geweld werd een geaccepteerd politiek overtuigingsmiddel.

Dat nam verschillende vormen aan. Soms waren er gewelddadige taferelen tussen soldaten en rebellen, maar niet zelden kwam het initiatief van paramilitaire groeperingen. Zeg maar van knokploegen, niet vallend onder enige militaire hiërarchie. Deze fungeerden op eigen gezag dan wel in opdracht van een regering van de Weimar-republiek. En hadden het dan vaak op de communisten gemunt. Overigens waren de communisten zelf ook geen lieverdjes of pacifisten.
'De communisten ontkennen niet dat alleen geweld, de burgeroorlog in zijn meest ruwe vorm de heersende klassen ten val zal brengen. Het proletarisch geweld is onvermijdelijk, zolang het burgerlijk geweld van de minderheid de brede volksmassa's uitbuit en knecht'. (p. 153)
Kort en goed. De eerste vijf jaren na de Eerste Wereldoorlog bleven bloederig.


b.    Onzichtbare invloed achter de schermen

Natuurlijk, in de Weimar-republiek waren een paar hoofdrolspelers. Zoals bijvoorbeeld president Ebert. En bij de afbraak van de republiek was niemand minder dan Hitler een belangrijke figuur. Maar Dassen laat overtuigend zien hoe zelfs Hitler in 1933 voor zijn benoeming tot rijkskanselier, uiteindelijk ook maar een marionet was. Een instrument in handen van de conservatieve adel, bestaande uit de oude elite van het Tweede Duitse Keizerrijk en de grootindustriëlen. Die had achter de schermen werkelijk de touwtjes in handen. Haar invloed deed zich gedurende alle jaren van de Weimar-republiek gelden. Tot de definitieve machtsovername door Hitler in januari 1933, toen was het ook voor de adel 'over en uit'.

Hoe stelden deze lieden hun belangen veilig? Zij werden gedreven door angst voor de communisten, voor een bolsjewistische revolutie met haar bijbehorende dictatuur van het proletariaat. Deze zou alleen maar leiden tot een radicale herverdeling van eigendommen. En die wilde de adel koste wat het kost voorkomen. Achter de schermen oefende zij haar invloed uit op de legerleiding. Dat leidde op 10 november 1918 tot de beroemde deal van militair opperbevelhebber Groener met president Ebert. Want ook die laatste was als de dood voor de communisten en de burgeroorlog die zij konden ontketenen. Volgens Dassen heeft deze ijzeren houdgreep van adel, leger en regering een werkelijke democratisering van de republiek verhinderd.


c.    Relatief onbekende hoofdrolspelers

Volgens de auteur waren er tijdens de Weimar-republiek vier bepalende hoofdrolspelers. Voor mij waren dat, zeker in vergelijking tot iemand als Hitler, relatief onbekende figuren. Enerzijds Rathenau en Stresemann, beiden zeer constructieve krachten voor de Weimar-Republiek. Anderzijds Von Schleicher en Hugenberg voor wie Dassen geen goed woord over heeft.

Rathenau was een Jood maar bovenal über-loyaal aan Duitsland. Als minister stond hij voor de zogeheten Erfüllungspolitik. Door de naleving van de bepalingen van het Verdrag van Versailles wilde hij de geallieerden de onuitvoerbaarheid hiervan laten zien. Deze opstelling heeft hij met zijn leven moeten bekopen. De moord op zijn persoon riep ongekend veel reacties op, zowel van antisemitische zijde als van het verzet hiertegen.

Stresemann was een aanhanger van diezelfde politiek. Als minister van Buitenlandse Zaken heeft hij grote verdiensten gehad. Zo heeft hij de betrekkingen met Frankrijk genormaliseerd na de Franse bezetting van het Ruhrgebied. Volgens Dassen ontwikkelde hij zich tot een pragmaticus en overtuigd democraat die politiek zag als 'de kunst van het haalbare'. In al zijn waardering spaart Dassen hem overigens niet, ook de bedenkelijke kanten van Stresemann passeren de revue. Zo zou hij geen oog hebben gehad voor de Poolse belangen, toenadering hebben gezocht tot Rusland en géén tegenstander zijn geweest van een geheime herbewapening. Herbewapening van Duitsland was verboden als uitvloeisel van het Verdrag van Versailles. Dassen vergeeft hem deze zonden. Deze ziet de auteur als een uitvloeisel van een ingewikkelde balanceertechniek die Stresemann wel moest maken. Zijn eindoordeel over deze staatsman spreekt boekdelen.
"Het is tragisch dat juist de evenwichtige en gezaghebbende politicus Stresemann niet ouder werd dan 51 jaar. Het geeft aan dat toeval -dom toeval: de slechte gezondheid van een persoon- soms een rol kan spelen in de geschiedenis. (...) Er zijn soms momenten in de geschiedenis waarop personen daadwerkelijk het verschil kunnen maken, en zeker in de zo woelige Weimarrepubliek. Stresemann was zo'n persoon'. (pp. 273 - 274).
Von Schleicher en Hugenberg hebben beiden een sleutelrol gespeeld bij de ondergang van de Weimarrepubliek. Von Schleicher zorgde ervoor dat hij in december 1932 tot rijkskanselier werd benoemd. Volgens Dassen was hij een 'intrigant pur sang'. Von Schleicher wilde van Duitsland een autoritaire staat maken die het leger welgezind was. Daarmee maakte hij een einde aan de scheiding van leger en staat. In januari 1933 verving rijkspresident Von Hinderburg hem door Hitler. De rol van Hugenberg lag in de radicalisering van de rechtse krachten. Hij was daartoe in staat omdat hij als mediamagnaat een groot deel van die media controleerde.


d.    Relatief late maar razendsnelle opkomst van antisemitisme

En toen plots hadden de Joden het gedaan. Waren zij de boeman en kregen de schuld van alles. Dassen laat zien hoe het antisemitisme in Duitsland vóór de Eerste Wereldoorlog beslist niet groter was dan in andere landen. Maar tijdens die oorlog veranderde er iets. De overheid voerde een Jodentelling in, waarna de geruchtenmachine zijn werk ging doen. In de beeldvorming werden de Joden de verraders van het vaderland. Na de oorlog kreeg het antisemitisme de steun van de massa, antisemitisme was niet langer iets verwerpelijks. De strijd om de ondergang van de Weimarrepubliek werd verbonden met de strijd tegen de Joden. Ook politieke partijen keerden zich tegen de Joden, met uitzondering van de sociaaldemocraten.

Hoe kon dit antisemitisme zo plots ontstaan? Dassen voert twee verklaringen aan. De zogeheten Dolkstootlegende en de toenemende emancipatie van de Joden. De eerste staat voor de mythe dat de nederlaag van Duitsland in de oorlog niet te wijten was aan de militairen, maar aan verraders aan het thuisfront. Daartoe behoorden de Joden. Deze legende vormde een legitimatie voor de vijandbeelden jegens hen. De emancipatie ziet op het proces waarbij de Joden van outsider tijdens het Keizerrijk transformeerden naar insider in de Weimarrepubliek. Anders gesteld: de Joden bezetten plots de belangrijke baantjes. Dat zette kwaad bloed, aldus Dassen. 

En de Joden zelf? Die werkten keurig en succesvol aan hun eigen integratie in de Duitse samenleving. Interessant is dat het groeiende antisemitisme voor veel Duitse burgers geen motief was om zich te bekeren tot het nazisme. Die motieven waren veeleer gelegen in het bestrijden van de negatieve gevolgen van de economische crisis. Zelfs Hitler benadrukte in zijn beginjaren het antisemitisme niet of nauwelijks. In zijn speeches zette hij volop in op de Volksgemeinschaft: het over sociale klassen heen overbruggen van tegenstellingen en het creëren van een gevoel van gemeenschappelijkheid. De grootschalige en systematische uitroeiing van de Joden vond eerst plaats nadat Hitler aan de macht was gekomen. En valt dus buiten het bestek van de Weimarrepubliek.


e. Keiharde en naïeve communisten

In de Weimarrepubliek leefde veel haat tegen 'links', bestaande uit de communisten en sociaaldemocraten. Deze haat gold overigens vooral de communisten. Dassen is buitengewoon kritisch op hun rol. Hij plaatst de communisten in dezelfde categorie als Von Schleicher en Hugenberg: zij genieten de twijfelachtige eer om betekenisvol bijgedragen te hebben aan de ondergang van de republiek. De auteur verwijt de communisten vooral oerstom politiek gedrag en geen enkel gevoel of oog voor politieke haalbaarheid. Integendeel. Zij waren compromisloos. De communisten hielden er een eendimensionaal wereldbeeld op na waarin de communistische wereldrevolutie centraal stond. Rusland had een grote vinger in de pap bij de Duitse communisten.

Het resultaat van dat alles? Niet één succesvolle couppoging en een daling van het ledental, hoewel de Kommunistische Partei Deutschland (KPD) tot in de laatste jaren van de Weimarrepubliek een politieke factor van belang bleef. Maar het belangrijkste van alles: door de sociaaldemocraten van zich te vervreemden bereikten zij uiteindelijk het tegendeel van wat zij beoogden. De communisten stond een Sovjet-Duitsland voor ogen, maar kregen een door de nazi's gedomineerd Duitsland dat een keiharde strijd voerde tegen de communisten en het marxisme.


f.    Continuïteit en discontinuïteit

Dassen laat mooi zien hoe onze geschiedenis zich vormt door een combinatie van continuïteit en discontinuïteit. Van lange doorlopende historische lijnen enerzijds en toeval, kronkels, tegenstrijdigheden en nuances anderzijds.

De continuïteit illustreert hij vooral aan de hand van de reeds genoemde oude adel. Deze institutie is weerbarstig en laat haar belangen niet zo maar door een oorlog verdampen. Integendeel, haar invloed deed zich gelden over vele decennia heen. Een ander voorbeeld van een doorlopende lijn is de Duitse frustratie over het Verdrag van Versailles. Ook voor Hitler vormde deze een zeer belangrijke motivatie. Dat verdrag heeft dus zeker bijgedragen aan het ontstaan van de Tweede Wereldoorlog. Dassen voegt er nog een ander en verrassend voorbeeld van historische continuïteit aan toe.
"Immers, de Weimarrepubliek was ook voorgeschiedenis van de democratische Bondsrepubliek, en niet alleen van het nazisme. Het kan niet anders dan dat de uiterst succesvolle democratisering van Duitsland na 1945 ook wortels heeft in de Duitse geschiedenis vóór 1933 - en de Weimarrepubliek heeft zeker haar bijdrage aan die democratische ontwikkeling en open samenleving geleverd: niet alles leidde naar Hitler." (p.16)
En dan dat schrijnend contrast met een tot de verbeelding sprekend voorbeeld van historische discontinuïteit. De lijn van de Weimarrepubliek naar de Duitse vernietigingskampen was allesbehalve rechtlijnig.
"Dat is een razend ingewikkeld verhaal om uit te leggen. Hoe dan ook is duidelijk dat er geen rechte maar een uiterst kronkelige weg naar Auschwitz loopt." (p.543)  
De kunst tot slot combineert oude en nieuwe doorlopende lijnen. Enerzijds was de Weimarrepubliek een bloeiperiode voor bouw- en beeldende kunst, voor film, literatuur en theater. De basis daarvoor was reeds in het Keizerrijk gelegd. Anderzijds manifesteerden zich met het expressionisme in al haar verschijningsvormen en met de Nieuwe Zakelijkheid, nieuwe kunstvormen. Deze bleken het begin van een nieuwe artistieke continuïteit die haar invloed tot op de dag van vandaag doet gelden.





binnenzijde achterflap boek




2.    Reflecties

a.    Kwetsbaarheid van de democratie

Over de kwetsbaarheid van de democratie, zo luidt de ondertitel van het boek. Dassen wijdt er zijn laatste hoofdstuk aan. Zijn stelling luidt dat er bij elke democratie een aantal klassieke vragen aan de orde is. Om vervolgens een vergelijking te maken tussen de Weimarrepubliek enerzijds en het hedendaagse Duitsland en de Verenigde Staten anderzijds. Bij alle verschillen tussen toen en nu ontdekt hij ook overeenkomsten. Voor Duitsland liggen die op het terrein van het rechts extremisme, voor de Verenigde Staten bij de ongekende polarisatie tussen republiekeinen en democraten. Aan het einde houdt Dassen nog een kort pleidooi voor het belang van overeenstemming over de feiten. Die stond tijdens de Weimarrepubliek al onder druk met de sterke werking van geruchten, tegenwoordig wordt die consensus bedreigd door het fake news.

Mijn reflectie. Had Dassen dit laatste hoofdstuk wel moeten schrijven? De afsluiting van zijn monumentale werk is daardoor toch wat oppervlakkig. Is dit nu echt alles wat er over die democratische kwetsbaarheid te zeggen valt?

In zijn boek geeft Dassen immers zelf -naast die overeenstemming over de feiten- andere aanknopingspunten om de kwetsbaarheid van hedendaagse democratieën te verminderen. Wat mij bijvoorbeeld sterk trof, was de aantrekkingskracht van de Volksgemeinschaft. De door Dassen aangehaalde Abel-papers, getuigenissen van mensen die voor de partij van Hitler gekozen hebben, laten dat op een overtuigende manier zien. Mensen hunkerden gewoon naar een gemeenschap, daar wilden ze bij horen. Het nazisme van Hitler of andere kwade bedoelingen speelden daarbij nog geen rol.
"Het beeld van een tiran die met dwang zijn wil doordrukte bij een vijandige bevolking is beslist onjuist." (p.553)
Zou in onze tijden het benadrukken van  gemeenschapszin in plaats van verschillen en tegenstellingen, ook niet een belangrijke troef kunnen zijn? Zoals de geschiedenis ongekend wreed heeft laten zien, is dat beslist géén garantie voor democratische continuïteit en stabiliteit op langere termijn. Maar mijn waarneming is dat ook tegenwoordig mensen naar een gemeenschap verlangen. Het benadrukken van dat gevoel lijkt mij voor een democratie zeker zo belangrijk als het bereiken van overeenstemming over de feiten.


b.    Was de machtsovername door Hitler echt te vermijden geweest?
"Daarmee komen we bij de kern: het einde van de democratie van de Weimarrepubliek mag dan vanaf 1930 vrijwel onvermijdelijk zijn geweest, de machtsovername door Hitler in januari 1933 was dat allerminst."

Dit is de centrale these van Dassen. Hij betrekt deze in zijn openingshoofdstuk en hij sluit er mee af. Mijn reflectie. Deze these roept de suggestie op van een zekere ruimte voor menselijke handelingsvrijheid. Immers, pas dan kun je iets vermijden. Zijn er personen geweest die de machtsovername hadden kunnen verijdelen? Dassen noemt er twee.

Wat als Strasser, een prominent lid van de partij van Hitler, er eind 1932 wel in was geslaagd om een deel van de achterban achter de regering-Schleicher te krijgen? Niet ondenkbaar, aldus Dassen, want de Hitler-beweging was toen over zijn hoogtepunt heen. En wat als president Von Hindenburg zijn poot stijf had gehouden, zijn twijfel over Hitler niet had laten varen en hem niet had benoemd? Niemand die het ooit zal weten, maar er is beslist geen garantie dat Hitler dan geen rijkskanselier zou zijn geworden. Wellicht waren de pro-nazi-krachten dan zo groot gebleken dat hij via een andere route toch aan de macht zou zijn gekomen.

Maar daar blijft het niet bij. De 'vermijdelijkheid' van de gewraakte machtsovername brengt Dassen ook in verband met twee andere factoren. En die staan helemaal los van enige menselijke invloed. De eerste factor is het vroegtijdig overlijden van Stresemann, de tweede het kronkelige en 'razend ingewikkelde' pad van de Weimarrepubliek naar de concentratiekampen. Dit was kennelijk voor niemand te vatten en te overzien.

Ik heb dus moeite met de notie niet onvermijdelijk. Dat laat onverlet dat dit boek adembenemend is.


Paul Strijp, 20 juni 2023







donderdag 8 juni 2023

Met haar brede eenzaamheidsdefinitie creëert Noreena Hertz een mondiale crisis in 'De eenzame eeuw'


BOEK

Noreena Hertz De eenzame eeuw. Het herstellen van menselijk contact in een wereld die steeds verder ontrafelt. Vertaald door Eric Strijbos. Spectrum, Uitgeverij Unieboek - Het Spectrum bv, Amsterdam. Derde druk, december 2021.


Alles is eenzaamheid. Zo had de titel van dit boek ook kunnen luiden. Werkelijk elk verschijnsel dat ook maar enigszins riekt naar vervreemding of onbehagen, schaart Hertz onder de noemer 'eenzaamheid'. Haar definitie van eenzaamheid is dus erg breed. Soms echt te breed, op pagina 274 bijvoorbeeld. Wat heeft een initiatief om te praten over de vraag hoe je anderen aanmoedigt om lokaal te eten, in hemelsnaam met eenzaamheid te maken? Ook doet de auteur een onevenredig groot beroep op de overheid. Die mag alles oplossen, zowel op financieel, fiscaal als ruimtelijk terrein. Dat neemt allemaal niet weg dat het boek van Hertz aanzet tot nadenken. Met tot de verbeelding sprekende voorbeelden en cijfermateriaal, zowel voor de kleine alledaagse situatie als voor de grotere maatschappelijke bewegingen. Vooral de passages over de effecten van digitalisering bij werving en selectie zijn indrukwekkend en soms zelfs adembenemend.







Wie is Noreena Hertz?

De auteur werd in 1967 in Londen geboren. Na studies filosofie en economie werkte zij voor de Wereldbank in Rusland. Die baan leerde haar dat de overgang naar een Russische markteconomie een illusie is. Op dit moment is Hertz hoogleraar politieke wereldeconomie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Haar publicaties zijn vaak kritisch over de effecten van de neoliberale globalisering. In deze lijn moet ook haar boek 'De eenzame eeuw' geplaatst worden. Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Noreena_Hertz

Die eenzame eeuw, dat is de huidige 21e eeuw. Daarin is volgens haar een heuse eenzaamheidseconomie tot bloei gekomen. Dat wil zeggen: er zijn partijen die geld verdienen aan het ondersteunen en -mind you- uitbuiten (!) van onze eenzame medemens. Hertz stelt zich met dit boek twee vragen. Eén: waarom heeft dit kunnen gebeuren? En twee: wat moeten we doen?


Alarmerende diagnose

Wat is er volgens Hertz aan de hand? Zij opent met een aantal tot de verbeelding sprekende voorbeelden. Zoals het bestaan van een website waar vooral eenzame vakmensen tussen de 30 en 40 jaar anderen platonisch inhuren voor het houden van gezelschap. Bijvoorbeeld om iemand te vergezellen bij een feest waar hij of zij anders alléén heen zou moeten gaan. Of om met iemand samen een maaltijd te nuttigen. Met andere woorden: degene die wordt ingehuurd levert tegen betaling een emotionele inspanning. Ander voorbeeld van Hertz. In Japan kiezen grote aantallen oudere vrouwen bewust voor het plegen van een delict. Het gevangenschap dat daaruit voortkomt, zorgt ervoor dat zij aan hun sociaal isolement ontsnappen.

Hertz trekt vervolgens vrij snel een stevige conclusie: we zitten midden in een wereldwijde eenzaamheidscrisis. En onze jongeren zijn daarbij het eenzaamst, met alle lichamelijke en economische gevolgen van dien. Om pas na deze conclusie met haar eigen definitie van eenzaamheid te voorschijn te komen. En die is -to put it mildly- nogal breed.


Ongemakkelijke conceptuele reikwijdte

Hertz geeft aan dat haar eigen definitie verder gaat dan de gebruikelijke indicatoren van eenzaamheid zoals een gebrek aan liefde, gezelschap of intimiteit. Zij spreekt óók over eenzaamheid als we ons niet gewaardeerd voelen door onze medeburgers, werkgevers, gemeenschap en overheid. Met andere woorden: een gevoel van institutionele uitsluiting in een politieke en economische context is voor haar ook eenzaamheid.

Aan het einde van het boek doet de breedte van deze definitie zich sterk voelen. En dan soms behoorlijk ongemakkelijk. Haar pleidooi bijvoorbeeld om méér financiële middelen toe te wijzen aan de sectoren welzijn, onderwijs en zorg teneinde ongelijkheden te bestrijden, mag misschien sympathiek klinken. Maar zijn we dan niet bezig om onder de noemer van eenzaamheidsbestrijding alle problemen van de wereld op te lossen? Dezelfde vraag kan gesteld worden bij haar pleidooi om een bijdrage te leveren aan de strijd tegen de klimaatverandering middels gesprekken over lokaal eten. 

Haar alarmerende diagnose van een wereldwijde eenzaamheidscrisis lijkt dan ook een direct gevolg van de brede definitie van de auteur. Met een dergelijke conceptuele reikwijdte is op zichzelf niets mis, dat kan een weloverwogen en legitieme keuze zijn. Echter, de door Hertz opgeroepen urgentie wordt direct afgezwakt wanneer 'eenzaamheid' en 'vervreemding' als twee te onderscheiden concepten worden beschouwd. Of 'eenzaamheid' en 'onbehagen'. Het maken van een dergelijk onderscheid zou een even legitieme keuze zijn. Met andere woorden: de urgentie van een mondiale crisis en de persoonlijke definitiekeuze zijn in dit boek zeer sterk aan elkaar gekoppeld.

Kort en goed. Door haar brede definitie van eenzaamheid creëert Hertz een wereldwijde crisis. Bovendien is het bij haar nooit duidelijk of zij het bij eenzaamheid heeft over een gebrek aan liefde, gezelschap of intimiteit of over een gebrek aan maatschappelijke en institutionele waardering.


Wat doet eenzaamheid met mensen?

Desalniettemin schetst zij de gevolgen van eenzaamheid. De essentie daarvan is dat eenzaamheid slecht is voor onze gezondheid. Immers, mensen zijn gemeenschapswezens. Zo eenvoudig is het. Ontbreekt dat gemeenschapsgevoel, dan liggen stress, angst en depressie op de loer. Ook hier heeft Hertz weer een tot de verbeelding sprekend voorbeeld. Dat gaat over de leden van een Joodse gemeenschap die -ondanks een ongezonde leefstijl- een hogere levensverwachting hebben.

Hertz gaat nog een stapje verder. Eenzame mensen hebben een vijandig mens- en wereldbeeld. Ook beschikken zij over minder empathie. Zij verwijst naar niemand minder dan Hannah Arendt die, óók gewapend met een brede definitie, in 1949 schreef dat het totalitarisme zich op eenzaamheid baseert.
"Het totalitarisme vindt zijn aanhangers bij degenen wier 'belangrijkste kenmerken (...) niet wreedheid en achterlijkheid zijn, maar eenzaamheid en een gebrek aan normale sociale relaties. De eenzamen 'die het gevoel hebben dat er voor hen geen plaats in de samenleving is', stelt ze, 'herontdekken hun doel en zelfrespect door het opofferen van hun individuele zelf aan de ideologie'. Eenzaamheid, of 'de ervaring dat je volstrekt geen eigen plek hebt in de wereld', is, schrijft ze, 'de essentie van totalitair bestuur, de voorbereiding van zijn beulen en slachtoffers'." (p. 51) 

Met andere woorden: eenzaamheid is een motief om op populistische leiders te stemmen. In veel Europees onderzoek blijkt volgens Hertz dat diepgaande gevoelens van verlatenheid leiden tot een keuze voor politiek extreme partijen.


Waarom heeft dit kunnen gebeuren?

In antwoord op deze vraag, de eerste deelvraag die Hertz zich stelt, wijst zij het neoliberalisme aan als de grote  boosdoener. Zij ziet deze stroming als een 'bijzonder brute vorm van kapitalisme', een ideologie met een allesoverheersende nadruk op vrijheid. Het neoliberalisme heeft de economische ongelijkheid in de wereld snel vergroot, heeft steeds meer macht toebedeeld aan het grootkapitaal en heeft -last but not least- onze onderlinge sociale relaties ingrijpend veranderd. De essentie van die verandering? Solidariteit, vriendelijkheid en onderlinge zorg werden irrelevante eigenschappen.

Verder schrijft Hertz: 'De oorzaken van de huidige eenzaamheidscrisis zijn talrijk en divers'. Om als eerste onze smartphones en de social media te noemen. Maar daar blijft het niet bij. Ook discriminatie, seksistisch gedrag, de grootschalige migratie naar steden, de radicale reorganisatie van ons werk, een verminderd samenzijn en -voor die gevallen waarbij we onze tijd dan wel met anderen doorbrengen- een verminderde fysieke maar juist contactloze aanwezigheid van die ander, zijn alle factoren die aan onze eenzaamheid bijdragen.

Nogal wat oorzaken dus. Om niet te zeggen: welke maatschappelijke ontwikkeling draagt niet bij aan eenzaamheid? De focus lijkt hier dus niet al te scherp. Hertz werkt deze oorzaken uit in aparte hoofdstukken. En het moet gezegd: ondanks die enorme breedte zijn dit zeer boeiende beschouwingen. Een zeker gebrek aan focus gaat dus allerminst ten koste van lezenswaardigheid. Wat is de rode draad in al deze noties van Hertz? 


Eenzaamheid als paradox

Of het nu gaat om het moderne leven in de stad, om het gebruik van social media en smartphones of om de organisatie van ons werk: eenzaamheid ontstaat telkens als een onvoorzien bijproduct. Als een schijnbare tegenstelling van iets wat we met de beste bedoelingen in gang hebben gezet. Als een paradox dus. We willen ons levensgemak of de efficiency van een proces vergroten of kosten besparen. Daartoe zetten we vaak digitalisering in. En wat blijkt? We vervallen in anonimiteit en missen het èchte contact met elkaar. Of we verliezen onze vaardigheden om samen een probleem op te lossen. Dat is de essentie van de boodschap van Hertz. En die is uiterst waardevol.

Een paar voorbeelden.

We trekken massaal naar de stad omdat we daarvan hoge verwachtingen hebben. Maar voor die migratie betalen we een prijs. In de moderne stad komt namelijk minder beleefdheid en hoffelijkheid voor dan in minder dicht bevolkte gebieden. Stedelijke anonimiteit zorgt voor vijandigheid en achteloosheid, aldus Hertz. "In de stad zijn er altijd mensen, maar het voelt zelden alsof ze 'samen met je' zijn".

De contactloze samenleving zorgt ervoor dat we elkaar fysiek niet meer hoeven op te zoeken. Yogalessen bijvoorbeeld kan iedereen volgen vanuit zijn eigen veilige privéomgeving. Wel zo makkelijk. Maar elk gemak heeft een onbedoelde keerzijde. En die kan ons toch weer een klein beetje méér alleen maken. Immers, de fysieke les deed een beroep op onze sociale vaardigheden. 'Zelfs zoiets eenvoudigs als zwijgend overeenkomen (...) waar je je yogamat neerlegt tijdens yogales, dwingt ons compromissen te sluiten en andersmans belangen te onderscheiden".

Open kantoortuinen. Ooit ontworpen, zo stelt Hertz, voor het stimuleren van een levendige persoonlijke samenwerking en diepe relaties. Inmiddels verworden tot een vervreemdend concept. Waarom? Omdat onze hersenen in een open ruimte harder moeten werken om ons te concentreren. Met als gevolg dat we juist minder interactie met collega's hebben en ons terugtrekken. We leggen ons dan maar toe op het beantwoorden van onze mails.

Tot slot, een adembenemend voorbeeld. Werving en selectie vindt tegenwoordig steeds meer volautomatisch plaats. Gestuurd door onzichtbare algoritmen die uiteindelijk ook de selectiecriteria bepalen. Hertz beschrijft een persoonlijke en indringende ervaring. Waarbij elke mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen ontbrak. Het was voor haar duidelijk 'dat ik wel gesproken had maar niet gehoord was'. 


Wat te doen?

Hertz laat het niet bij beschouwingen. Haar boek leest soms als een pamflet. Daarin komt wel heel vaak het woord moeten voor. Zij blinkt niet bepaald uit in verleidingsstrategieën. In antwoord op haar tweede deelvraag spreekt zij drie partijen aan: overheden, bedrijven en burgers.

Voor mijn gevoel is haar beroep op de overheden veel te groot. Overheden mogen alles oplossen. Zowel op financieel en fiscaal als op ruimtelijk terrein. Als overheden wereldwijd de aanbevelingen van Hertz zouden opvolgen, gaan zij gebukt onder een loodzware last. Ook werkgevers ontsnappen niet. Wat niet wegneemt dat de oproepen van Hertz aan die partij soms alleszins sympathiek klinken. Zoals de oproep aan werkgevers om werknemers in staat te stellen om anderen via vrijwilligerswerk te helpen. Hulp immers genereert positieve gezondheidseffecten, zowel voor degene die de hulp geeft als voor de persoon die deze ontvangt.

Charmant is ook haar oproep aan burgers. In al haar eenvoud luidt die: wees eens wat vriendelijker naar elkaar. Waarom? Omdat  vluchtige vriendelijkheid, hoe klein en voorbijgaand ook, bij anderen een blij gevoel kan genereren. 


Mijn afdronk

Aan dit boek kleeft een aantal fundamentele bezwaren of bedenkingen. Die zijn conceptueel en beleidsmatig van aard. Je weet nooit waar Hertz het precies over heeft als ze over eenzaamheid spreekt. En haar appèl op overheden is veel te groot.

Dat neemt niet weg dat zij een waardevol boek geschreven heeft. De beschrijvingen van haar eenzaamheid-paradoxen zijn treffend. De charme zit daarbij in haar oproepen voor kleine en alledaagse situaties. Hoewel Hertz soms doorschiet en alle wereldproblemen op haar schouders torst, zijn het juist deze subtiele aanwijzingen voor onze eigen microkosmos die het boek zo aantrekkelijk maken.

Tot slot. Nergens geeft Hertz blijk van een existentiële notie dat eenzaamheid misschien ook gewoon bij het leven hoort. Zeker in bepaalde fasen van dat leven. De mens is dan ten diepste alléén. Die pijn kunnen medeburgers, overheden en bedrijven wellicht verzachten, maar nooit helemaal wegnemen. Dat is de ongemakkelijke waarheid die we in dit leven onder ogen moeten zien.

Paul Strijp, 8 juni 2023 


woensdag 31 mei 2023

Johan Cruijff wordt er niet sympathieker op in de biografie die Auke Kok over hem schreef


BOEK

Auke Kok  Johan Cruijff. De biografie. Hollands Diep. Amsterdam, 2019. (met inlegvel als rectificatie)


De biografie, zo luidt de ambitieuze en zelfbewuste ondertitel. Deze doet recht aan de inspanningen van de auteur. Kok immers is de eerste die het volledige leven van Cruijff beschreven heeft. Van de wieg tot het graf, met alles erop en eraan. Voetbal-weetjes, privé-besognes, conflicten, onhebbelijkheden, dieptepunten en wat dies meer zij. Het beeld dat blijft hangen? Met zijn sterk geldzuchtige inslag wordt Cruijff er niet sympathieker op.


 




Een man die naast voetballen extreem goed was in dreigen. Hij was verslingerd aan het machtsspel, intimideren en chanteren waren zijn handelsmerken. Dat had ook te maken met zijn zuinige en materialistische inslag. Tezelfdertijd zat het helpen volgens sommigen in zijn DNA. Getuige bijvoorbeeld de oprichting van zijn Foundation waarmee hij kinderen met het syndroom van Down ondersteunde. En getuige ook zijn financiële hulp aan Spaanse kinderen uit de lagere sociale klassen, voor wie het golfen niet was weggelegd.

'Uitblinken en het gevaar opzoeken: het spel van Cruijff in een notendop'. Hij was dus allerminst risicomijdend. Tezelfdertijd was hij bang, vooral voor het vroegtijdig beëindigen van zijn voetbalcarrière vanwege een blessure. Immers, hoe moest hij dan zijn geld verdienen?

Zie hier twee dubbelzinnigheden in het karakter van Cruijff. Intimideren en helpen, het gevaar opzoeken en tezelfdertijd lijden aan angst. Ambivalenties die als rode draden door zijn leven lopen. Een leven dat zijn biograaf Auke Kok chronologisch beschrijft, te beginnen met zijn jeugd in het Amsterdamse Betondorp. Daar laat zijn vader Manus een onuitwisbare indruk op de jonge Johan achter.


Met Manus in Betondorp

Betondorp is de Amsterdamse wijk tegenover het voormalige Ajax-stadion De Meer, waar de ouders van Johan een groentezaak dreven. Zij gaven hem de eigenschappen mee waaruit de hiervoor genoemde ambivalenties voortkwamen. Onderhandelen en de ander helpen waren ingebakken in hun beider families. En Manus hield van lef en avontuur. Maar het werk viel hem zwaar.

'Feit was dat Manus het gesjouw met kratten levensmiddelen al eerder te zwaar was gaan vinden en hij daarom met Nel bezig was de groentewinkel te verkopen. (...) Manus wilde elders een sigarenwinkel beginnen: minder sjouwen, kortere werkdagen. En als sigarenhandelaar met de juiste licentie kon je toegangskaarten voor Ajax verkopen. Het zou er niet van komen. Manus Cruijff stierf op 45-jarige leeftijd aan een hartverlamming.'

Johan en zijn vader bewonderden elkaar over en weer. Hij was twaalf jaar oud toen zijn vader overleed. Na diens dood bleef Johan tegen hem praten. Ook ging hij op zoek naar andere mannen die als vaderfiguur voor hem konden en wilden optreden. En die hij soms om raad vroeg. De belangrijkste was Jany van der Veen, een jeugdtrainer die Cruijff naar eigen zeggen heeft gevormd.

Behalve zijn vader waren er nog drie personen zeer belangrijk tijdens zijn leven.


Zijn vrouw Danny, Cor Coster en Rinus Michels

In hoeverre zijn vrouw Danny een gelukkig leven met Cruijff heeft gehad, is een vraag waarmee Kok de lezer achterlaat. De aanwijzingen van de auteur stemmen niet bepaald vrolijk. Volgens Kok was er in het begin van hun verhouding sprake van een voortdurende krachtmeting. Danny zou zich telkens aan haar man moeten aanpassen, wars als ze was van publiciteit, voetbal en feestjes in de Jordaan. Voor zover uit deze biografie valt op te maken, hebben ze welgeteld één keer samen een gezellig weekend gehad. In Italië. En no doubt, thuis was Danny de baas.

Zijn schoonvader Cor Coster zag en benoemde Cruijff als een artikel. Een handelswaar dat hij voor iedereen duur wilde maken. Coster was ook de man die hem leerde te intimideren. En die hem 'de Wet van Coster' bijbracht: sla toe als de andere partij onder druk staat. Deze levenswijsheid was aan Cruijff welbesteed. Kok geeft een aantal voorbeelden van wedstrijden die Cruijff op het laatste moment aan zich voorbij liet gaan, omdat zijn superieuren weigerden om met het mes op de keel in te stemmen met zijn financiële eisen.

Tot slot, Rinus Michels. De man met wie hij een ronduit dubbelzinnige relatie onderhield. Een relatie die zich enerzijds kenmerkte door bewondering en wederzijdse waardering. Halverwege de jaren zestig noemde Cruijff zijn trainer 'een prachtkerel'. Jaren later echter, toen Michels bij de KNVB de scepter zwaaide, was er ronduit sprake van een machtsstrijd. Bovendien realiseerde Cruijff zich maar al te goed dat Michels van hem als speler afhankelijk was.

Behalve met zijn vader en deze drie personen heeft Cruijff zich in zijn leven verhouden tot tal van andere mensen. Die relaties liepen vaak op ruzie uit.


Conflicten, conflicten, met iedereen ruzie

Zijn broer Henny, Piet Keizer, Johan Neeskens, Louis van Gaal, de Barcelona-coryfeeën Nunez, Gaspart en Rexach, Hennes Weisweiler, Tscheu la Ling, Theo van Duivenbode en Dennis Bergkamp. Personen met wie Cruijff aan het einde van zijn leven in onmin leefde. Met sommigen van hen was hij ooit dikke maatjes. Het beeld dat Kok oproept is dat Cruijff deze mensen vrij koel aan de kant schoof als hij zijn zin niet kreeg. Het gevolg van dat alles? Zijn wereld verschrompelde steeds verder, aldus Kok. En alsof dit rijtje nog niet lang genoeg was, kon er ook nog een aantal organisaties aan toegevoegd worden: FC Barcelona, de KNVB, Ajax en Oranje. Dat waren zijn institutionele conflicten. Zeker voor de KNVB voelde hij diepe minachting.

De vraag rijst wat de onderliggende oorzaak was van deze veelheid aan ruzies. Kok waagt zich wijselijk niet aan een diepgaande psychologische analyse. Maar hij maakt één ding duidelijk: communiceren in de zin van een tweerichtingsverkeer met zijn gesprekspartner was -to put it mildly- niet Cruijffs sterkste kant. Empathie, het denken in termen van win-win, het luisteren-samenvatten-doorvragen als gesprekstechniek, mensenkennis, het bewustzijn van het effect van zijn aanwijzingen op anderen, het vermogen om een ander gelijk te geven: al deze eigenschappen waren hem vreemd. 


Humor en tragiek

Het mag natuurlijk niet ontbreken in een biografie over Johan Cruijff, de typisch Cruijffiaanse uitspraken, bemoeienis en humor. En die ontbreken dan ook niet. Eén voorbeeld dat mij aan het schaterlachen bracht.

"Zonnestralen ketsten af van het witte woon- en werkpaleis in Baarn toen koningin Juliana de complete Ajax-selectie, de trainers en begeleiders met champagne welkom heette. De 62-jarige vorstin bracht een toost uit op het Europese succes van haar sportieve onderdanen en iedereen was blij, op het olijke af. (...) 'U stopt ermee, heb ik gehoord,' hoorde hij Juliana tegen Vasović zeggen, de aanvoerder die inderdaad had aangekondigd zijn loopbaan te zullen beëindigen. 'Dan krijgt u zeker pensioen?' Pensioen: dat woord kende de Joegoslaaf niet. Cruijff, die het woord als geen ander kende, nam het van hem over. 'Dát is nu juist ons probleem,' legde hij de vorstin uit. 'We hébben geen pensioen.' Ongevraagd gaf hij de vorstin een college over de korte tijd waarin een voetballer zijn geld moest verdienen en de 'enorm progressieve belasting' die hem daarbij achtervolgde. (....) Een krankzinnige toestand, als je er goed over nadacht. Juliana moest toegeven dat ze van deze materie nog geen kennis had genomen. De vierentwintigjarige stervoetballer, die net als de andere Ajacieden een winstpremie van vijfentwintigduizend gulden tegemoet kon zien, opperde de mogelijkheid dat Hare Majesteit haar invloed zou aanwenden om dit onverteerbare fiscale onrecht de wereld uit te helpen. Hij zou er graag eens met haar over komen praten. (...) 'Meneer Cruijff,' zei Juliana, 'dan moet u bij de minister van Financiën zijn.'

Maar behalve humor bevat het boek ook tragiek. Tragisch is vooral het deel waarin Cruijff door een aantal zakelijke missers zich weer gedwongen zag de voetbalschoenen aan te trekken. Zijn vele miljoenen waren immers verdampt. Meesterlijk beschrijft Kok zijn aankomst in Amerika waar hij zijn geluk ging beproeven bij Los Angeles Aztecs. Hoe één van 's werelds beste voetballers terecht komt in een circus dat commercieel weliswaar aantrekkelijk was, maar sportief absoluut niets voorstelde. 

 "Ze arriveerden 's morgens vroeg op de internationale luchthaven van Los Angeles - Danny chagrijnig, omdat ze helemaal geen zin had in dit Amerikaanse avontuur, Johan opgewekt en laconiek. Het zou volgens hem allemaal goed komen. Ze werden opgevangen door Michael Kinsbergen, de zoon van een vriendin uit Amsterdam. De student vergaapte zich aan het beeld van Johan, Danny, Chantal, Susila, Jordi, hun bagage en hun huisdieren die in kooien waren meegenomen: een enigszins chaotisch gezelschap op de drempel van een nieuw bestaan. (...) Het immense stadion, met plaats voor meer dan honderdduizend mensen, was voor minder dan een tiende gevuld. Het illustreerde hoe weinig 'soccer' in Californië voorstelde. Cruijff zat er niet mee. Als bonus op zijn jaarsalaris van twee miljoen gulden zou hij een deel van de recette ontvangen. 'Dat pionierswerk trok me,' zou hij later zeggen."

De tragiek zou zich later herhalen. Bij het Spaanse Levante in 1981 bijvoorbeeld. En wat te denken van het feit dat Cruijff ook nog zijn opwachting maakte bij -het inmiddels allang ter ziele- DS'79 uit Dordrecht? 


Eindoordeel

Auke Kok laat een meesterwerk achter. Fenomenaal. Ik kan werkelijk geen kanttekening, nuance of vraagteken bij deze biografie plaatsen.

Paul Strijp, 31 mei 2023  

woensdag 28 december 2022

‘Het liberalisme en zijn schaduwzijden’ van Francis Fukuyama is oppervlakkig in zijn oplossingen


BOEK

Francis Fukuyama  Het liberalisme en zijn schaduwzijden. Verdediging van een klassiek ideaal. Vertaald door Frans Reusink. Uitgeverij Atlas Contact. Amsterdam/Antwerpen. Tweede druk, augustus 2022.


Zijn kritiek op het liberalisme is niet mals. Géén inhoud, een geestelijk vacuüm, géén gemeenschappelijk moreel perspectief. Diskwalificaties die er allemaal niet om liegen. Toch werpt Fukuyama zich op als de verdediger van datzelfde liberalisme. Waarom? Omdat er naar zijn mening geen beter alternatief is. Zijn boek leest dan ook als een defensief, bij-gebrek-aan-beter essay. Dat is meeslepend geschreven en uitvoerig onderbouwd. Het lastige is dat Fukuyama zijn verdediging niet systematisch opbouwt. Dat maakt haar moeilijk te beoordelen. Daar komt bij dat veel van zijn oplossingen 'dun' of helemaal niet zijn uitgewerkt. Het boek laat dan ook een oppervlakkige indruk achter.


 


Foto Fukuyama aan binnenzijde van flap aan achterkant boek



Van tolerantie naar tolerantie, economische groei, waardigheid en autonomie 

Fukuyama begint zijn verhaal keurig met een conceptueel en historisch perspectief. Wat is het liberalisme precies en hoe heeft zich dat ontwikkeld? De oorsprong ligt bij het klassieke liberalisme. Dat ontstond in de tweede helft van de zeventiende eeuw en stelde gelijke rechten, wetgeving en vrijheden centraal. Haar meest fundamentele principe was tolerantie. Het klassieke liberalisme heeft volgens Fukuyama tot doel om de diversiteit in de samenleving vreedzaam te organiseren. Vrij vertaald: om te voorkomen dat al die verschillende mensen elkaar de hersens in slaan.

Met haar dóórontwikkeling werd dat oorspronkelijke liberalisme steeds minder klassiek. Het latere liberalisme verwijst volgens de auteur naar wetgeving: het geheel van regels dat tot doel heeft om de uitvoerende macht in de tang te houden. Voor Fukuyama vormt het liberalisme met de democratie en de moderne staat een heilige drie-eenheid. Deze kan ervoor zorgen dat mensen niet alleen vreedzaam samenleven, maar dat ook hun waardigheid en autonomie beschermd en de economische groei gestimuleerd worden.

In zijn bespreking van de latere verschijningsvormen van het liberalisme heeft Fukuyama het ook over haar tekortkomingen. En daar begint het te wringen. Immers, tekortkomingen manifesteren zich altijd in een politieke of maatschappelijke context. Anders geformuleerd: wat is het vraagstuk of probleem waaraan het liberalisme in deze context had moeten bijdragen? Met het antwoord op deze vraag komt de auteur rijkelijk laat, op meer dan driekwart van het boek, op de proppen. Dan blijkt dat hij vooral de interne verdeeldheid van de samenleving en de starheid van de instituties als problematisch ervaart. Zijn diagnose van het liberalisme gaat dus aan zijn maatschappelijke en politieke probleemanalyse vooraf. Dat is wat ongemakkelijk.

Fukuyama richt zijn pijlen vervolgens op twee extreme vormen van liberalisme die aan het einde van de twintigste eeuw aan het firmament verschenen: het neoliberalisme en de identiteitspolitiek.


Sociale ongelijkheid door neoliberale dwalingen

Het neoliberalisme gelooft sterk in de vrije markt. Deze zou de economische groei stimuleren en zorgen voor een efficiënte verdeling van middelen. Echter, volgens Fukuyama heeft het neoliberalisme haar uitgangspunten tot het uiterste doorgevoerd. Daarmee is zij irrationeel geworden. Bovendien is een aantal van haar uitgangspunten volgens hem onjuist. Zoals de aanname dat mensen primair handelen als individuen. Niet waar, stelt de auteur. Mensen maken voortdurend een afweging tussen een materieel eigenbelang en immateriële waarden.

Het resultaat van al die neoliberale dwalingen? Een ongekende sociale ongelijkheid rond het jaar 2010.


Grenzen aan de autonomie van de identiteitspolitiek

Vee liberale samenlevingen zijn gebaseerd op het gedachtegoed van de Amerikaanse filosoof Rawls (1921 - 2002). Met zijn theorie over de rechtvaardigheid toonde deze zich mild jegens de medemens. We mogen niet te hard oordelen over diens levenskeuzes en karakter. Deze zijn namelijk afhankelijk van te veel toevalligheden. Zoals bijvoorbeeld een verstikkende sociale controle. Dat mag allemaal waar zijn, riposteert Fukuyama. Maar daarmee heeft Rawls de autonomie en de vrije keuze van de mens te absoluut gemaakt. Autonomie komt groepen toe, niet individuen. Rawls overschat volgens hem de menselijke rationaliteit.

Daarmee maakt de op Rawls gebaseerde identiteitspolitiek de verwezenlijking van het liberalisme voor Fukuyama onmogelijk. Ook de overige kritiek die deze politiek op het liberalisme heeft, variërend van haar morele alomvattendheid tot haar verbondenheid met roofzuchtige vormen van het kapitalisme, zijn voor Fukuyama te kort door de bocht. Allemaal associatieve kritiek, maar zeker géén kritiek die aantoont dat de liberale leer niet deugt.


Het liberalisme bij gebrek aan beter

Na het neoliberalisme en de identiteitspolitiek gefileerd te hebben, haalt Fukuyama opgelucht adem. Beide zijn met hun kritiek immers gericht op de interpretatie van het liberalisme, niet op haar ideeën zelf. Daarmee treft die kritiek volgens hem geen doel. Een beter alternatief voor het liberalisme is er voor hem eenvoudigweg nietWel dicht hij datzelfde liberalisme een zekere leegte toe: géén inhoud, een geestelijk vacuüm, géén gemeenschappelijk moreel perspectief. Deze kan alleen maar gedicht worden door het liberalisme aan de democratie te koppelen. En juist dat heeft het liberalisme volgens Fukuyama in het verleden gedaan. Daardoor was zij in staat om zichzelf te corrigeren en zich te bevrijden van de door de markteconomie veroorzaakte ongelijkheid.
 



Voorzijde flap om boek


Alle ballen op het liberalisme, maar hoe?

Fukuyama vervolgt zijn verdedigingstocht door een keur aan onderwerpen de revue te laten passeren. Van kennisverwerving tot technologie, privacy en de vrijheid van meningsuiting. Wat betoogt hij daarbij?

Het moderne liberalisme heeft zich altijd verbonden gevoeld met de natuurwetenschappen. Deze had zij nodig in haar verdediging tegen de religie. De wetenschap immers is bij machte om herhaalbare resultaten te genereren, de godsdienst niet. Maar diezelfde wetenschap had weinig oog voor de verborgen machtsstructuren die inherent zijn aan haar taal en woorden. Voor die kritiek toont de auteur zich gevoelig. Nou ja, gevoelig? Eigenlijk is die kritiek niet specifiek op het liberalisme gericht, betoogt hij. Maar veeleer op de gehele wetenschappelijke traditie van de Verlichting.

De moderne technologische ontwikkelingen zetten alles op zijn kop. Zoals bestaande hiërarchieën en de privacy. Ook komen er plots kunstmatige machtsconcentraties die de verspreiding van het vrije woord belemmeren. De oplossing van Fukuyama is ook hier weer het herstel van het normatieve raamwerk van het liberalisme. Maar hoe binnen dat kader een persoonlijke zone rondom elk individu de uitholling van privacy moet tegengaan? En hoe dat raamwerk de machtsconcentraties moet bestrijden? In de uitwerking van zijn voorstellen blijft Fukuyama stil.


Dunne oplossingen

Te hooi en te gras strooit de auteur met voorstellen en oplossingen. Het reguleren van diversiteit, het voorkomen van geweld, het koesteren van patriottisme en culturele traditie, het koppelen van liberalisme aan democratie, een persoonlijke zone rondom elk individu in de strijd tegen de uitholling van de privacy. Oplossingen die hij -met uitzondering van de koppeling aan democratie- niet of mager uitwerkt. Dat tekort doet zich met name aan het einde van zijn boek gelden.

Daar voert hij plots het begrip 'matiging' ten tonele. Dat zou de sleutel zijn voor de heropleving en zelfs het voortbestaan van het liberalisme. De lezer blijft zitten met de vraag: matiging? Wat nou, matiging? Matiging als Aristotelische deugd en als tegenhanger van de doorgeslagen autonomie? Dat had dan toch een substantiële uitwerking verdiend.

Dit boek is lezenswaardig, maar laat toch ook een oppervlakkige indruk achter.


Paul Strijp, 28 december 2022